Tongo e meki…

foto Stuart

|Lees Kofi’s verhaal in het Nederlands|

In my youth I was jealous of the Hindustani, Javanese and Chinese people in Suriname. Not because of their smooth hair, but because of their multilingualism. Surinamese Hindustani, Javanese and Chinese speak at least three languages, while I had to make do with only two: Dutch and Sranantongo. They could express their thoughts aloud in their native language, while I had to whisper to share my experiences.

It was the delicious cuisine of roti, bara and phulauri with chatni from my Hindustani neighbours that made my interest for their language grow. And it was the beauty of Nanghè, the sister of my Javanese friend Notèh, which gave enough reason to visit more often for telôh, krupuk and pèyèh. As for the Chinese, my language skills did not go beyond tyawmin, tyap tyoi and the Chinese counter. The children were not allowed to play outside the Chinese walls of their store dynasty. An exchange of typical words was unfortunately not a possibility.

Then Rutu asked me what my mother language means to me. The funny thing is that I use Dutch to prevent my story from being lost, because few people understand my Sranan Tongo, the mother tongue that I regularly use to express my feelings.

~Kofi Abeniba, Suriname

This is part of our series in which bilinguals share what their languages mean to them. To read more stories: click here.


Tongo e meki…

In mijn jeugd was ik jaloers op Hindostanen, Javanen en Chinezen in Suriname. Niet vanwege hun gladde haar, maar vanwege hun meertaligheid. Surinaamse Hindostanen, Javanen en Chinezen spreken minstens drie talen, terwijl ik het moest doen met maar twee: het Nederlands en het Sranantongo. Zij konden zich luidop terugtrekken in hun eigen taal, terwijl ik fluisterend mijn belevenissen moest delen.

Het zijn de overheerlijke gerechten roti, bara en phulauri met chatni van mijn Hindostaanse buren die ervoor zorgden dat mijn belangstelling voor hun taal groeide. En het was de schoonheid van Nanghè, het zusje van mijn Javaanse mati Notèh, die genoeg reden gaf om vaker langs te gaan voor telôh, krupuk en pèyèh. Voor wat betreft het Chinees kwam ik niet verder dan tyawmin, tyap tyoi en de Chinese toonbank. De kinderen mochten niet buiten de Chinese muren van hun winkeldynastie spelen. Een gedachtewisseling met typische woorden zat er dus jammer genoeg niet in.

Toen vroeg Rutu me wat mijn moedertaal voor mij betekent. Het grappige is dat ik het Nederlands gebruik om te voorkomen dat mijn verhaal verloren gaat, omdat slechts weinigen mijn Sranan tongo begrijpen, de moedertaal waar ik regelmatig op terugval om uiting te geven aan mijn gevoelens.

~Kofi Abeniba, Suriname