I carry stories inside of me. Each one in a different language

Profile picture (1)
|Lees Christella’s verhaal in het Nederlands|

It is late afternoon. A sharp April wind cuts into my face. As I get off the tram, I see a middle-aged woman approaching me. A while later, lost at the Oostende coast, I would ask the same woman the way. The woman stopped, like she was trying to imagine all the different scenarios that could have possibly led to this moment. She looks at me inquisitively, and asks: “Are you from Surinam or something?”

Ok, I had not expected this.

Following up on her question she added: “Because your Dutch is so good!”
Here at the Belgian coast I came to realise how misleading our perception of the connection between language and identity is.

I was 5 years old when I learned how to click my tongue to the rhythm of the Dutch language. Since then language diversity has been a red thread throughout my colourful life. My identity is in a lot of ways determined by language, in other ways it is the same diversity which makes my identity even more complex.

I was born in Rwanda in 1993. My dad called me “Munganyende”, which means “whoever, however, no-one can trump her”. This is the power of language, the power that one specific word can have in a language.

The first language that I came into contact with was French. My parents sent me to a French speaking “maternelle”- school. A year later the civil war broke out, after which my parents and me fled the country. This experience taught me the power of language.

Language is something beautiful and strong. Language can be used to pronounce love, but also to declare hate. In 1994 it was language that shook Rwanda and divided two people.

In 1998 I came to the Netherlands as a liberated young girl. “The Dutch dream”. A Dutch version of The American Dream, which we named “super-diversity”. This pride soon changed into suffocation, when I noticed that Dutch tolerance was marked with an expiration date.

When I got out of the asylum seeker center (ASC), I went on to regular education, where for the first time I noticed that I was different. My elementary school teacher asked me on my first day of school to introduce myself. We were sitting in a circle. When I was done, the teacher looked at me with surprise and she said: “Christella, when I close my eyes, you are just a real Dutch girl.”

It is almost poetic; speaking the language of a country you have never really known.

It is almost a tragedy; speaking the language of a country where you will never really belong.

16 years later, in 2012, I moved to the multicultural city of Brussels. The vibrant city is an explosion of different cultures and identities.

At my arrival in bilingual Brussel, I soon discovered how strongly your language can determine your identity. It is unusual for young people that come from a migrant background to be bilingual.

Research taught me that this fact has more to do with socioeconomic segregation that starts from a young age as opposed to the abilities of the kids themselves. Just think back to the media circus around Molenbeek. The same Molenbeek where I just live ten minutes away from, where, on Sunday, I get my weekly groceries in French.

The surprising thing about Brussels is that differences in language consequently indicate differences in class. Prejudices do not care about academic research, and that is why I perfectly fit into the box of “poor French speaking immigrant”. It is for this reason that I have startled a lot of Flemish people with my “correct Dutch”. The struggle is real.

On the one hand, I have never felt more Dutch. Because Belgians now often call me “The Dutch Girl”. In the Netherlands my identity crisis luckily only involved one national language. On the other hand, I have never felt more of an outsider because of the negative discussion around immigration and refugees in both countries.

In Amsterdam and Rotterdam, people often think I am from Limburg due to my language identity and my matching accent. In Eindhoven, in the first student dorm where I lived, they would often lovingly call me the “Braboneger” (which refers to a black person who masters the dialect of the region called Brabant perfectly). One of my friends told me how, when she asked for a brochure at the frontdesk of the University of Rotterdam, the woman behind the desk was completely flabbergasted. “I never would have expected that accent from you!” she said.

A week ago, when I was preparing my speech for Rutu, I contacted Ellen-Rose. I asked her, “Hey Ellen, do you know if there is somewhere, where I can find some numbers about the amount of multilingual in the Netherlands?”. Ellen’s answer to my question came to me as a surprise. I was already living for such a long time in Belgium, in the capital of language conflicts and language diversity, that I could not imagine that something so important did not receive any attention in the Netherlands. “The statistics are not there”, Ellen said, “because educators and pedagogues do not see the importance”.

I, however, am the living proof of the importance of language diversity: me and so many multilingual Dutch youths with me. It is the power of language that brought the Rwandan people back together. Language does not care whether I am Hutu or Tusi and to which tribe my parents belong. Language just ís. Within this simple fact, we find the meaning of life. All Rwandans speak Rwandan and all the Dutch speak Dutch; but all humans speak the language of humanity. The language of existence, the language of diversity.

Language barriers do not only exist between countries and cultures, but also between individuals. This is why we should actively work towards giving language diversity the space in society that it deserves. In business, on the labor market, in education and between people. Only in this way, we can promote an inclusive society. Less tolerance and more real diversity.

Wandering, wandering in the present and in the past. You wander in love for language, the love for culture. Wander through my thoughts and let me get lost in yours.

Show me your dark places and I might show you mine. You are a fellow soul. Let us stand in the light together. Light that shines upon us. Oh how light we are. Let us drift, embrace and give, relive the essence of this moment.

– Christelle Munganyende

 

Voor elke taal die ik spreek, ben ik een mens meer

Het was een late namiddag. Een vlijmscherpe april wind sneed in mijn gezicht. Terwijl ik uit de tram stapte, zag ik in de verte een vrouw van middelbare leeftijd mijn kant op lopen. Verdwaald aan de kust van Oostende zou ik haar even later de weg vragen. De vrouw bleef even stilstaan, alsof ze alle mogelijke scenario’s afging die geleid zouden kunnen hebben tot dit moment. Ze keek me nu weer aan, dit keer onderzoekend, en zei: “Ben jij Surinaams ofzo?”

Ok, dit had ik niet zien aankomen.

Waarop ze vervolgde: “Want je spreekt zo goed Nederlands!”

Hier aan de Belgische kust heb ik mij gerealiseerd hoe misleidend onze perceptie is van het verband tussen taal en identiteit.

Ik was 5 jaar toen mijn tong leerde klikken op de ritmes van de Nederlandse taal. Sindsdien loopt het thema van taaldiversiteit als een rode draad door mijn kleurrijke leven. In veel opzichten bepaalt taal mijn identiteit, in andere opzichten maakt het diezelfde identiteit alleen nog maar complexer.

Ik werd geboren in Rwanda in 1993. Mijn vader noemde me “Munganyende”, wat in de Rwandese taal staat voor “wie dan ook, hoe dan ook, niemand zou haar kunnen overtreffen”. Dit is de kracht van taal, de kracht die één woord in een bepaalde taal kan hebben.

De eerste taal waarmee ik in aanraking kwam was het Frans. Mijn ouders stuurden mij naar een Franstalige “maternelle”- kleuterschool. Een jaar later brak de burgeroorlog uit, waarna ik samen met mijn ouders het land ontvluchtte. Het was deze ervaring die mij de kracht van taal leerde.

Taal is iets moois en sterks. Met taal kan men liefde verkondigen en haat zaaien. In 1994 is het de kracht van taal die Rwanda op haar grondvesten deed schudden, die door de liederen van de radiostations klonk, die twee volkeren lijnrecht tegenover elkaar deed staan.

Als vrijgevochten jong meisje kwam ik in 1998 terecht in Nederland. “The Dutch dream”. Een soort Nederlandse versie van The American Dream, die we met trots “superdiversiteit” noemen. Die trots sloeg al gauw om in verstikking, toen ik steeds vaker merkte dat er een houdbaarheidsdatum stond op de Nederlandse tolerantie.

Toen ik uit het AZC kwam, ging ik naar het regulier onderwijs, waar ik voor het eerst door had dat ik anders was. Mijn basisschool juf uit het 5e leerjaar vroeg me op de eerste schooldag om mezelf voor te stellen aan de klas. We zaten in een kring. Toen ik klaar was met vertellen keek ze me verrast aan en zei “Christella, als ik mijn ogen dicht doe, dan ben je net een écht Nederlands meisje.”

Het is bijna poëtisch, het spreken van de taal van een land dat je nooit echt gekend hebt.

Het is bijna een tragedie, het spreken van de taal van een land waar je soms nooit helemaal thuis zult horen.

16 jaar later, in 2012, verhuisde ik dan naar het multiculturele Brussel. De bruisende stad is een uitspatting van verschillende talen en identiteiten.

Bij mijn aankomst in het tweetalige Brussel merkte ik al gauw hoe sterk taal je identiteit kan bepalen. Het schijnt ongebruikelijk te zijn voor jongeren met een migratie achtergrond om van huis uit tweetalig te zijn.

Onderzoek binnen mijn studie leerde mij dat dit meer te maken had met sociaal economische segregatie vanaf een jonge leeftijd, dan met het kunnen van de jongeren zelf. Denk maar aan het mediacircus rondom Molenbeek. Hetzelfde Molenbeek waar ik 10 minuten lopen vandaan woon, waar ik op zondag in het Frans mijn wekelijkse portie groente haal.

Het verrassende aan Brussel, is dat de taalverschillen ook meteen de klassenverschillen aanduiden. Vooroordelen trekken zich niks aan van dat wetenschappelijk onderzoek, en daarom pas ik perfect in het hokje “kansarme Franstalige allochtoon”. Ik heb dan ook al menig Vlaming doen schrikken van mijn “goede Nederlands”. The struggle is real.

Ik heb me overigens nooit eerder zó Nederlands gevoeld. Omdat ik nu, meer dan ooit tevoren goedbedoeld door de Belgen, regelmatig voor “de Hollander” wordt uitgemaakt. In Nederland beperkt mijn identiteitscrisis zich “gelukkig” maar tot één landelijke taal.

Anderzijds zorgt het negatieve vluchtelingendiscours en immigratie debat in beide landen ervoor, dat ik me nooit eerder zo buitenlands heb gevoeld.

In Nederland zorgen mijn taalidentiteit en bijbehorende accent ervoor dat ik in Amsterdam en Rotterdam regelmatig voor Limburger wordt aangezien. In het eerste studentenhuis waar ik in Eindhoven kwam te wonen noemden ze me liefkozend “de Braboneger”. Een vriendin vertelde me ooit hoe ze bij de Universiteit van Rotterdam om een informatiebrochure vroeg. De balie medewerkster keek haar onderzoekend aan. Toen ze begon te praten viel de mond van de medewerkster open. Ze zei: “Dát accent had ik écht niet bij jou verwacht”.

Een week geleden, toen ik mijn speech voor Rutu voorbereidde contacteerde ik Ellen-Rose. Ik vroeg haar “Hey Ellen, weet jij of ik ergens de cijfers kan vinden van het aantal meertaligen in Nederland?”. Ellen’s antwoord op mijn vraag kwam voor mij als een verrassing. Ik woonde inmiddels al zo lang in België, in de hoofdstad van taalconflict, taaldiversiteit en taalverbinding, dat ik me niet meer kon voorstellen dat aan zoiets belangrijks geen aandacht werd gegeven in Nederland. “Die statistieken worden bij schoolgaande kinderen niet bijgehouden”, zei Ellen, “omdat opvoeders en pedagogen er het belang niet van inzien.”

Ik ben echter het levende bewijs van het belang van taaldiversiteit; ik en vele meertalige Nederlandse jongeren met mij. Het is de kracht van taal, die het Rwandese volk jaren later zou verenigen en nog steeds verenigt. Zie, taal trekt zich er niets van aan of ik Hutu of Tutsi ben en tot welke stam mijn ouders behoren. Taal ís gewoon. En in het zijn van die taal vinden wij de zin en onzin van ons bestaan. Vinden wij, dat alle Rwandezen, Rwandees spreken, dat alle Nederlanders, Nederlands spreken en dat alle mensen de taal van de mensheid spreken. De taal van het bestaan, de taal van diversiteit.

Taalbarrières bestaan niet alleen tussen landen onderling, tussen culturen onderling, maar ook tussen mensen onderling. Daarom moeten we er actief aan werken om taaldiversiteit de plek in de maatschappij te geven die ze verdient. In het bedrijfsleven, op de arbeidsmarkt, binnen het onderwijs en tussen de mensen. Alleen zo moedigen een inclusieve samenleving aan. Minder tolerantie, meer en èchte diversiteit.

Dwalen, dwalen doe je in heden en verleden. Dwalen doe je in de liefde voor taal, de liefde voor cultuur. Dwaal in mijn gedachte en laat mij verdwalen in de jouwe.

Toon mij je donkere plekken en ik toon je misschien de mijne. Jij een medeziel, of ik in ieder geval graag in die waan. Laat ons samen in het licht staan. Licht dat op ons schijnt, Oh, hoe licht dat we zijn. Laat ons zweven, omarmen en geven, de essentie van dit moment, opnieuw beleven.

– Christelle Munganyende